Afgelopen woensdag, de 11e dag, vertrok ik als laatste, jippie ;-).
Ik neuriede 'Leef' van André Hazes junior.
De camino was gepland langs de autoweg, maar ik nam een alternatieve route. Een stuk zwaarder. Maar de uitgestrekte weiden vol droog geel gras en de bergen als donkere horizontale strepen in de oneindige verte gaven me meer rust dan langsrazende auto's.
Bovenop een berg belandde ik bij een hippietent. Hier mocht ik alles nemen wat ik wilde. Ze vertrouwden erop dat je "donativo" betaalt, dat wat jij het waard vindt. Peace man. Super relaxt.
Daarna begonnen mijn voeten flink pijn te doen. Ik voelde grote blaren opkomen. Gelukkig had ik voor een keer een pension geboekt. Om bij te tanken en uit te rusten.
De Amerikanen staan bekend als de "5-uur-club". Ergens in hun reisgids staat dat 5 uur de perfecte tijd is om op te staan. Hier houden zij zich helaas keurig aan.
Ik verheugde me erop om niet mee wakker te hoeven worden.
Heerlijk toen ik alleen mijn kamer binnenstapte.
Tijdens het eten schoof ik aan bij een aangeschoten Amerikaanse en een Fransman.
Bij het zien van mijn blaren gilde de Amerikaanse Katrine gilde over het terras. Grappig.
Helaas sliep ik niet zo goed. Mijn voeten en benen deden overal pijn. Wellicht miste ik toch de geluiden ;-).
Heimwee overmandde me. Ik was al 2 weken weg, en moest nog 2 weken. Huilend belde ik André om half 7. Fijn om hem te horen, maar jammer dat hij me niet kwam halen ;-)
Steeds weer huilend begon ik donderdagochtend mijn camino.
Na 4 km kwam ik de Australische dames Julie en Paula en de Nederlandse Henriette tegen. Ik trok al vaker met hen op.
Ik was zo blij om hun te zien. Dat ik spontaan weer begon te huilen, haha.
De rest van de dag sukkelde ik wat aan en ik arriveerde in een herberg.
Daar zat een geschenk uit de hemel. Een oude Duitse man. Hij werkt jaarlijks bij de Nijmeegse vierdaagse bij de EHBO en bood spontaan aan om mijn blaren te behandelen.
Het deed vreselijk pijn maar nu voelen de blaren goed en zonder vocht. Ein prosit! Blij dronken we een biertje op het terras.
De herberg was enorm. Op de slaapzaal lagen 40 personen. Het was een vreselijke nacht. Voor mijn gevoel snurkten ze allemaal.
De drie vrouwen en ik sloten een pact. We vormen een genootschap.
We stippelden de route uit en boekten alvast wat accomodaties.
Overdag wandelen we onze eigen camino. Maar 's avonds hebben we een gezamenlijk en rustig onderkomen. Die gedachte maakt me enorm blij.
Na een lange tocht staar ik dan nu naar het Cruz de Ferro. Eindelijk. Het kruis dat ik in films zag. Het kruis waarover mijn vader en ik altijd spraken als we samen Santiago zouden lopen.
Het is rustig. Er staan bijna geen toeristen om me heen. Sta ik hier echt? Het voelt onwerkelijk. Maar ook bevoorrecht.
Ik pak de stenen die ik uit Nederland meenam uit mijn rugzak. Ze symboliseren een last die je van je aflegt. Maar staan voor mij ook voor herdenking, hoop en dankbaarheid.
Voor mijn gezin. En voor mijn ouders, die ik nu meer dan ooit mis.
De tijd staat even stil.
Over 9 dagen wandelen kom ik aan in Santiago. Nog 220 km te gaan.